Volgens Jeffrey Beekman kan het sneller
Volgens Jeffrey Beekman kan het sneller
Jeffrey Beekman, al enige jaren hoogleraar Ziektemodellen, hield op 14 februari ‘eindelijk’ zijn oratie. De vertraging kwam deels door de pandemie, maar de titel was niet voor niets ‘Het kan sneller.’ En dat gold niet alleen voor zijn oratie, maar Beekman pleitte er vooral ook voor het sneller goedkeuren van modellen om patiënten sneller te kunnen helpen.
Beekman begint zijn betoog met de constatering dat veel geneesmiddelen ontwikkeld zijn voor een ‘gemiddelde’ patiënt, terwijl iedereen uniek is en anders op die medicijnen kan reageren. Voor die persoonlijke benadering zijn betere ziektemodellen nodig, die voor een individuele patiënt het succes van een behandeling kunnen voorspellen.
Daarbij kunnen deze modellen óók de ontwikkeling van medicijnen helpen omdat ze al eerder inzicht geven in de succeskans van nieuwe medicijnen. De hoge uitval van kandidaat medicijnen is een van de oorzaken van dure medicatie.
Van molecuul tot mens
Jeffrey Beekman blikt ook terug op de rol van Utrecht in de aandacht voor persoonlijke benadering. Voor elke genetische ziekte is er een fout op molecuulniveau, namelijk een fout in het DNA. Die fout zorgt ervoor dat cellen niet goed kunnen functioneren, waardoor ook weefsels problemen hebben en uiteindelijk te patiënt. Volgens Beekman is inzicht in de ‘moleculaire machine’ essentieel om de patiënt te kunnen helpen.
In Utrecht kon Beekman leren van grote namen die deze moleculaire wereld aan het ontdekken waren, en vanaf het begin profiteren van een doorbraak in de ziektemodellen: de ontwikkeling van organoïden. Deze organoïden of mini-orgaantjes kunnen gekweekt worden uit cellen van elk individu – ziek of gezond. Ze laten het functioneren van een weefsel op celniveau zien, en zijn daarmee een waardevol middel gebleken in het bestuderen van zowel gezonde als zieke mensen.
De eerste klinische toepassing van organoïden
Beekman ontwikkelde voor mensen met taaislijmziekte de eerste klinische toepassing van organoïden. Door organoïden van deze mensen te kweken is nu snel te zien welke medicijnen voor deze specifieke persoon werken – een grote winst bij taaislijmziekte, dat veel oorzaken en medicijnen kent.
Maar Beekman is, tien jaar na de ontwikkeling van deze test, kritisch op het zorgsysteem. De test is nog steeds niet goedgekeurd voor gebruik, waardoor het niet wereldwijd toegepast kan worden. De langzame reactie van overheid, verzekeraars en regelgeving is een grote reden voor de titel van Beekman's oratie: het kan sneller.
Wat kan er nog meer sneller?
De samenwerking in het UMC Utrecht gaat voor Beekman soepel. Hij werkt bijvoorbeeld nauw samen met Kors van der Ent, en zij vullen elkaar als onderzoeker en clinicus goed aan. In Beekman's visie zijn deze transdisciplinaire teams belangrijk voor het snel vertalen van onderzoek naar klinische toepassingen die patiënten kunnen helpen.
Als kersen op de taart kunnen persoonlijke ziektemodellen ook het proefdiergebruik terugdringen, en een nieuw economisch speerpunt voor de regio Utrecht vormen. Maar, zo stelt Beekman, dan moet het echt allemaal wat sneller. Het kán namelijk ook sneller.
Foto: Ed van Rijswijk